Ergens in 1998 of 1999 las ik een boek - Een terdoodveroordeelde, een vriend van Gea Knol en John Elsken (pseudoniem). Dit boek bevatte een verzameling brieven uit de correspondentie tussen Gea Knol en een terdoodveroordeelde man in Florida. Van de inhoud van het boek herinner ik me weinig. Wel weet ik dat het diepe indruk op mij maakte.
Ik was twintig of eenentwintig. Ik woonde bij mijn ouders in Friesland na twee jaar in België te hebben gewoond als lid van de International Society for Krishna Consciousness (beter bekend als de Hare Krishna-beweging). Ik werkte part-time bij een warenhuis en ik volgde een opleiding. Ik was idealistisch en een beetje dwars. Ik had een kaalgeschoren hoofd en liep op kistjes en droeg kleding van de legerdump, à la G.I. Jane. Ik identificeerde me naar mijn leeftijdsgenoten en familie als lesbisch (tot ik ergens in 2000 ineens een vriendje kreeg; je moet de mensen wel blijven verrassen).
Niet lang na het lezen van het boek van Gea Knol, besloot ik om ook met een terdoodveroordeelde te gaan schrijven. Ik krijg af en toe de vraag waarom ik dat besluit nam. Ik kan dat niet heel precies meer terughalen. Ik was tegen de doodstraf, maar het ligt niet direct voor de hand om daar iets mee te doen in een land waar die doodstraf helemaal niet bestaat. Ik schreef graag. Op de basisschool (in het stenen tijdperk toen er nog geen internet bestond) was er een soort papieren versie van Chat Roulette; je vulde je gegevens in en je gaf aan of je met een meisje of een jongetje wilde schrijven en vervolgens kreeg je een penvriendje of -vriendinnetje toegewezen. Ik heb een tijdje geschreven met een meisje uit Thailand (ze stuurde eens een foto waarin je achter haar de prachtigste rode, tropische bloemen zag) en later ook met een jongen uit Brazilië (die me een foto stuurde waar ik het warm van kreeg; van hem in een onberispelijk wit marine-uniform). Als we met de boot op vakantie gingen, werd er steevast flessenpost in een rivier uitgeworpen. Ik kreeg eens een brief terug uit het Duitse Bielefeld en vervolgens heb ik een aantal jaar geschreven met dat meisje. Flessenpost uitwerpen doe ik nog steeds als ik op zee of op een rivier ben. Het heeft iets bijzonders om via het toeval contact te krijgen met een volslagen onbekende en op die manier iets van de wereld te leren kennen.
Mijn precieze beweegredenen staan me niet heel erg meer bij, maar het was in elk geval niet 'out of character'.
Jamies adres kreeg ik via Inside-Outside. Ze bestaan kennelijk nog steeds en ze bemiddelen alleen voor terdoodveroordeelden en levenslang gestraften.
Jamie kan mijn allereerste brief aan hem bijna uit zijn hoofd citeren. Mij staat vooral bij dat het een vrij korte brief was, waarin ik mezelf voorstelde en ook meteen maar schreef dat ik op vrouwen viel, mocht hij dingen verwachten die niet de bedoeling waren. Ik denk dat het een vrij lompe brief was, maar wel open en to the point. Geen gelul, hier ben ik, take it or leave it.
Misschien is dat juist wat aansprak. Jamie ging niet meer in op verzoeken tot correspondentie. Hij zat op dat moment zo'n zes jaar in de dodencel en hij dacht er klaar mee te zijn. Hij overwoog 'suicide by state'; het stopzetten van je beroepsmogelijkheden zodat je vonnis eerder wordt voltrokken. Maar iets in mijn brief maakte dat hij terugschreef en dat er een begin kwam aan een correspondentie en vriendschap die inmiddels zo'n dertien jaar bestaat.